zaterdag 14 januari 2012

De wet van Newton en een toeval

De oude dame woont in een chic flatgebouw, op wandelafstand van het strand. De weduwe is hardhorig en een beetje bijziend, maar voor de rest is ze oké.  Ze woont alleen en heeft geld te over.  Koken doet ze al lang niet meer.  Dagelijks bestelt ze een warm maal en ze doet dat, noblesse oblige, bij de beste traiteur uit de stad.  Nadat ze haar bestelling geplaatst heeft, gaat ze op stap.
Als ’t mooi weer is, vind je haar op de dijk, op een bank waar ze de flaneurs bekijkt. Als ’t regent gaat ze de andere kant uit, de stad in, ook maar vijftig meter ver, tot het kruispunt dat Petit Paris heet. In het café op de hoek drinkt ze koffie.  Door het raam kijkt ze naar de mensen die zich op het kruispunt door de regen haasten.  In beide gevallen, regen of geen regen, is de morgen zo voorbij. Tegen de middag, wanneer haar warme maal geleverd wordt, is ze alweer thuis.
Vandaag regent het pijpenstelen. In z’n garage, aan de zelfkant van de stad, hangt een drugsdealer het zware reservewiel weer op, aan de achterkant van zo'n zwarte Jeep waarmee dealers zich alhier verplaatsen. Verdoken achter dat reservewiel heeft hij zijn voorraad vastgesnoerd. Terwijl hij het wiel nog aan het ophangen is, rinkelt al de telefoon. Aan de andere kant van de lijn blijft het stil, ten teken dat hij nu onmiddellijk moet leveren.  Hij start de Jeep en rijdt gespannen de stad in. Zijn ruitenwissers zijn nauwelijks opgewassen tegen de regen die met bakken uit de hemel valt.
Aan de betere kant van diezelfde stad stapelt een loopjongen de plastic bakjes zorgvuldig in de kist achterop zijn bromfiets.  Hij is jong, vol energie en ziet er niet tegenop om in dat weer te moeten leveren. Hij start de bromfiets en terwijl hij, vlak voor de vitrine van de zaak, in de plenzende regen, een sierlijke bocht maakt, wordt hij bewonderend achterna gekeken door de beste dochter van de beste traiteur van de stad. Lenig op de bromfiets, zoals alleen loopjongens dat zijn, snelt hij naar het kruispunt.  De regen mag hem half verblinden, hij ziet op ’t einde van de straat wel het groene licht en raast er, zoals steeds, in volle vaart op af.
Ook omdat het zo buitensporig regent, is de oude dame die morgen een beetje langer in ’t café blijven hangen.  Maar nu moet ze toch naar huis.  Onder haar paraplu wacht ze tot ze groen licht krijgt om het kruispunt over te steken.  Naast haar braakt een zwarte Jeep zijn uitlaatgassen in het rond.  Terwijl ook hij het rode licht nauwlettend in het oog houdt, ontsteekt de drugsdealer een sigaret.  Zenuwachtig speelt hij met het gaspedaal.  Een ogenblik lang kijken ze naar elkaar, de drugsdealer en de oude dame, en dan springt het licht op groen.
De loopjongen van zijn kant had wel gezien dat het groene licht alweer oranje geworden was, maar 't was te riskant om in die regen hard te remmen en dus stak hij nog een tandje bij. Terwijl het licht, slechts een paar tellen vlugger dan hij verkeerd berekend had, alweer rood geworden was, rondde hij, in overtreding met het verkeersreglement maar daarom niet minder sierlijk, het kruispunt en sneed daarbij resoluut de pas af van de zwarte Jeep die zich juist op gang getrokken had.
Tussen twee zwiepende bewegingen van zijn ruitenwisser in ziet de chauffeur, gelukkig net op tijd, hoe een bromfietser, vlak voor zijn Jeep, het rode licht negeert.  De drugsdealer drukt hard op het rempedaal.  De Jeep slipt in een plas, draait zich een kwartslag rond zijn as en stopt midden op het kruispunt. Niet tot stilstand komt het reservewiel, achteraan de Jeep. Dat heeft de drugsdealer, na het telefoontje, niet meer vastgeklonken. Het wiel gehoorzaamt aan de wet van Newton die zegt dat een voorwerp in beweging zijn bewegingstoestand wil behouden.  Hobbelend over het kruispunt vervolgt het wiel een rechte lijn die bepaald wordt door de scheve toestand waarin de Jeep zich nu bevindt.
De drugsdealer ziet het in zijn achteruitkijkspiegel gebeuren en beseft in toenemende paniek dat zijn voorraad daardoor open en bloot achteraan zijn wagen te kijk hangt.  Met zijn Jeep vlucht hij het onbekende in en laat zijn reservewiel de vrije loop.
De loopjongen vervolgde nietsvermoedend zijn eigen weg.  Een eigen weg vervolgen deed ook het reservewiel.  Het deed dat zelfs nog enige tijd nadat het over de oude dame heen gehobbeld was die niets gezien en niets gehoord had en die bijna aan het einde van het zebrapad gekomen was.
De loopjongen belt aan.  De dame blijkt niet thuis te zijn.  Hij hangt de bestelling aan de deurklink en keert terug naar de zaak waar de traiteur al een nieuwe opdracht klaarstaan heeft.  Hij wacht tot wanneer de ambulance met loeiende sirene voorbij de zaak gereden is en snort weg naar alweer een nieuwe klant.
Flor Vandekerckhove

Geen opmerkingen: