woensdag 6 februari 2013

Geschiedenis van De Pit


— Arbeiders van Halewyck & Cie in de Pit. (collectie VLIZ) —


Putten vind je hier à volonté, maar er is er slechts één die zich De Pit mag noemen. Die naam is voorbehouden aan het grote waterreservoir dat tussen Bredene-Sas en de Opex ligt. 
Het kan haast niet anders dan dat menig projectontwikkelaar er ooit een begerig oog heeft op laten vallen.  Hoeveel huizen kun je niet bouwen op 80 hectaren ‘onbenutte’ grond?  Onbenut?  In zekere zin wel, want officieel heet De Pit wel Spuikom, maar als dusdanig heeft hij nooit gefunctioneerd. Dat was nochtans wel de bedoeling toen de nieuwe haveninstallaties in Oostende in 1905 in gebruik genomen werden.
De havengeul had al eerder een spuikom. Die bevond zich in het gebied dat we nu Oosteroever noemen. Bij laag tij liet men het water uit die spuikom weglopen. Het schurend effect van de watermassa maakte de beperkte havengeul weer vrij van slib.
In de uitgebreide haven kwam de nieuwe Spuikom evenwel achterin te liggen. Het is zeer de vraag of de langere havengeul daarmee gekuist had kunnen worden. Bovendien wezen proeven in 1912 uit dat het uitschurend effect van de nieuwe Spuikom de stabiliteit van de Cockerillkaai ondermijnde en schade toebracht aan de aangemeerde schepen. De regering besliste wel om verbeteringen aan te brengen, maar daar stak de Eerste Wereldoorlog een stokje voor. Na die oorlog kwam er niets meer van in huis, enerzijds omdat de bezetter de spui-inrichting vernietigd had, anderzijds omdat de baggeraars inmiddels efficiënt materiaal hadden ontwikkeld om de taak op zich te nemen.
En daar lag nu De Pit, een bouwkundige miskleun, een onbenutte waterplas. De familie Halewyck, sinds jaar en dag actief in de oesterbranche, maakte er werk van. In 1934 begon Raoul Halewyck proeven uit te voeren om in De Pit tot integrale oesterkweek over te gaan. In 1939 had de ‘Ostendaise’ de Belgische markt heroverd (een positie die deze Oostendse delicatesse in de jaren twintig verloren had). 
En toen werd het wéér oorlog. De bezetter gebruikte De Pit nu als basis voor zijn watervliegtuigen. 1,8 miljoen oesters werden door die ingreep vernietigd. Onmiddellijk na de oorlog toog Halewyck weer aan de slag, maar het duurde tot 1956 vooraleer er weer aan integrale oestercultuur gedacht kon worden. In die jaren stelde Halewyck er 15 à 20 mensen tewerk. Maar De Pit was wel 16 jaar niet meer gebruikt. Het slib, de verzanding, parasieten en bezoedeld zeewater maakten van de teelt een hachelijke onderneming. In de strenge winter van 1963 ging heel de oogst verloren. In 1973 jaar bracht de onderneming nog 268.555 oesters op de markt, maar door de slechte waterkwaliteit was ongeveer 30% van de uitgezette oesters verloren. Halewyck zette er een punt achter.
Later heeft De Pit een nieuwe bestemming gekregen. De plas (1,65 m tot de bodem, er staat 1,5 m water in) blijkt ideaal voor waterrecreatie. Daarom wordt er in 1968 gestart met de bouw van hellingen en aanlegsteigers. Zeescouts, Bloso en VVW hebben van De Pit dankbaar gebruik gemaakt om er hun watersportactiviteiten te ontwikkelen. Er werd ook lang, met kruisnetten vanaf platbodems, op garnaal gevist. De komst van een waterzuiveringstation in Oostende en de realisatie van rioleringswerken verbeterden de waterkwaliteit. Jacky Puystjens besloot om de oesterteelt een nieuwe kans te geven. Eind 1994 kocht hij met zijn ‘Aquacultuurcentrum De Oesterput’ de gebouwen van Halewyck en begin 1996 werden er weer platte oesters uitgezet. In december 1997 konden liefhebbers weer proeven van een echte ‘Ostendaise’. In de loop van de jaren kreeg Puystjens echter af te rekenen met verschillende tegenslagen (parasieten en verstikking) die een groot commercieel succes in de weg stonden. Door al deze natuurlijke bedreigingen blijft de grootschalige kweek van de Oostendse oester een moeilijke zaak. Dat belet niet dat De Pit de vandaag de enige plaats aan de Belgische kust is waar oesters gekweekt worden. 
De geschiedenis zou niet volledig zijn zonder op te merken dat er inmiddels eilandjes op 't water gecreëerd werden, paradijselijke plekken voor watervogels.
Flor Vandekerckhove


[De Laatste Vuurtorenwachter publiceerde dit stukje in 2013. Ik redigeer het opnieuw in 2020. In 2021 presenteer ik het aan de FB-groep 'Bredene van en voor iedereen, in 2022 aan de FB-groep Je zie van den Opex als….]

1 opmerking:

De laatste vuurtorenwachter zei

Schepen Deroo van Bredene liet me het volgende weten: 'De pit is niet aangelegd in 1896, maar wel later. Ik kan je de juiste data doorgeven. Dit was grondgebied Bredene en zonder boe of bah, nam Oostende dit stuk af (havenuitbreiding). Het schepencollege Bredene leefde daarover in onvree met Oostende, de stad had een minister in Brussel en Bredene had er geen woordvoerder.'



Op de pit stonden enkele huizen, die werden onteigend.
Vier jaar hebben ze aan de pit gewerkt en met treinkarretjes het overtollig grond naar de o.m. trambedding vervoerd.