vrijdag 25 juli 2014

Alice Munro ontdekken, dat is lezen en schrijven

— Alice Munro —
In mijn kindertijd was ’t een geijkte uitdrukking: Goed maar niet bekend. Wanneer iemand van ons een kunstje wist uit te halen, zeiden we het tot elkaar: ‘HZij is goed, maar niet bekend.’  (*) Die kindermond uitte alzo lachenderwijs ook een waarheid die volwassenen al eens vergeten: kwaliteit en roem gaan niet noodzakelijk samen. In markttermen: wat intrinsiek waardevol is, is daarom nog geen verkoopsucces. En omgekeerd: het is niet omdat iets niet goed verkoopt dat ’t slecht zou zijn.
Goed maar niet bekend, is ook wat ik denk wanneer ik me op het lezen van de verhalen van Alice Munro begin voor te bereiden. Zeker, de Canadese is een Nobelprijswinnaar en zo iemand kun je bezwaarlijk onbekend noemen, maar het is in haar geval toch een bekendheid in de luwte. Ik denk niet dat al veel lezers van mijn blog de korte verhalen van Alice Munro gesmaakt hebben. Die relatieve onbekendheid heeft verschillende oorzaken. De Amerikaanse topauteur Jonathan Franzen heeft er een essay aan gewijd. (**) En dat essay over Munro is voor mij als 't ware eten en drinken, veel van wat hij daarin beweert is interessant voor mijn eigen lees- en schrijfpraktijk.
Korte verhalen worden in de wereld van de literatuur stiefmoederlijk behandeld. Ze zijn moeilijker te bespreken dan bijvoorbeeld romans, daardoor worden ze minder belicht en wat niet belicht wordt, blijft onbekend. ‘And yet,’ zegt Franzen, ‘despite the short story’s Cinderella status, or maybe because of it, a high percentage of the most exciting fiction written in the last twenty-five years (…) has been short fiction.’ Naast Munro vermeldt hij Lydia Davis, David Means, George Saunders, Amy Hempel en Raymond Carver. Goed in het schrijven van korte verhalen, zegt Franzen, zijn ook John Updike, Joy Williams, David Foster Wallace, Lorrie Moore, Joyce Carol Oates, Denis Johnson, Ann Beattie, William T. Vollman, Tobias Wolff, Annie Proulx, Michael Chabon, Tom Drury, Andre Dubus. Er valt nog veel te lezen vooraleer ik het tijdelijke met het eeuwige wissel, ik ga me niet vervelen.
En dan voor wat mijn schrijfpraktijk betreft. Alle schrijvers van fictie worstelen met eenzelfde probleem, zegt Franzen, op den duur heb je niets nieuws meer te vertellen. Iemand als Munro probeert dat zelfs niet. Het zou me te lang duren om dit te vertalen, maar dus dit is wat Franzen daarover lettelijk zegt: ‘Here ’s the story that Munro keeps telling: A bright, sexually avid girl grows up in rural Ontario without much money, her mother is sickly or dead, het father is a schoolteacher, whose second wife is problematic, and the girl, as soon as she can, escapes from the hinterland by way of a scholarship or some decisive self-interested act. She marries young, moves to British Columbia, raises kids, and is far from blameless in the breakup of her marriage. She may have success as an actress or a writer or a TV personality; she has romantic adventures. When inevitably, she returns to Ontario, she finds the landscape of her youth unsettlingly altered. Although she was the one who abandoned the place, it’s a great blow to her narcissism that she isn’t warmly welcomed back — that the world of her youth, with its old-fashioned manners and mores, now sits in judgment on the modern choices she has made. Simply by trying to survive as a whole and independent person, she has incurred painful losses and dislocations; she had caused harm.’ En verder: ‘Look what she can do with nothing but her own small story; the more she returns to it, the more she finds.
Ook Margaret Atwood heeft uitgebreid over Munro geschreven. (***) Ook zij benadrukt dat Munro altijd weer naar die plek in Canada verwijst waar haar protagonisten geboren en getogen zijn, van (willen) vluchten en uiteindelijk naar weerkeren. Atwood beschrijft die plek, south-western Ontario, en neen, dat is niet bepaald te vergelijken met Antwerpen. Het is meer iets zoals West-Vlaanderen, maar dan zoals Antwerpenaars dat zich hier voorstellen (en zoals het ook veelal is): provinciaal, landelijk, gelovig, hoekig, achterlijk, grof, conservatief, boers…
Mij maant dit alles aan om op de ingeslagen weg voort te gaan, niet omdat ik schrijf als Munro — ik moet haar verhalen trouwens nog beginnen lezen — en evenmin omdat ik dat zou willen, schrijven als Munro. Maar ik heb geen zin om verhalen te bedenken die zich bijvoorbeeld in New York afspelen, in het milieu waar de filmmaker Woody Allan zich zo goed voelt; ik zou dat trouwens ook niet kunnen. Ik schrijf over het stukje kust waar ik gewoond heb en nu weer woon, over wie/wat daar verdwenen is en over wie/wat er blijft, over de zeden en gewoonten van die mensen en over hun verhalen. Ik wil dat doen in een genre dat me blijkbaar zeer goed ligt: het zeer korte verhaal; ik wil dat doen in verhalen die telkens weer naar dezelfde plek terugkeren. En ik denk ook dat het klopt wat Franzen daarover zegt: hoe meer je ernaar weerkeert, hoe meer je vindt, hoe universeler het wordt en hoe beter je schrijft.
Flor Vandekerckhove




(*) We zeiden eigenlijk ‘goed maar niet gekend’, maar we bedoelden ‘bekend’. Alleen in ’t West-Vlaams zijn dat synoniemen.
(**) Jonathan Franzen.  What Makes You So Sure You’re Not The Evil One Yourself (on Alice Munro), opgenomen in de bundel Farther Away
(***) Alice Munro. Alice Munro’s Best Selected Stories. Introduced by Margareth Atwood. Mc Clelland & Steward.

Geen opmerkingen: